Tegen het eind van de 18e eeuw vertrok Josephus Dijst met zijn zoon Gerardus (Gerrit) naar Amsterdam. Hoe is Amsterdam ontwikkeld tot de stad Amsterdam. Hieronder een korte beschrijving.
Amsterdam ontstond als een rijtje boerderijen op de plek waar de Amstel
uitmondde in het IJ. Rond 1270 werd de dam in de Amstel gelegd. De Amsterdammers
woonden aan weerszijden van die dam en van de haven, die met de groeiende
handelsactiviteit een steeds grotere rol ging spelen. In de loop der tijd
breidde de nederzetting zich uit tot een stad. Eerst met de beide Voorburgwallen
en daarna – rond 1380 – de Achterburgwallen. Na 1420 werd de ring van Singel,
Kloveniersburgwal en de Geldersekade aangelegd. In 1481 werd aan de ommuring van
de stad begonnen, waarbij ook de poorten en torens werden gebouwd, waarvan we de
resten nog kennen als Schreierstoren. De Waag (Sint-Antoniespoort) en de
Munttoren (Regulierspoort).
Toen tegen het eind van de zestiende eeuw de Amsterdamse welvaart snel toenam,
groeide ook de bevolking explosief. De stad moest drastisch uitgebreid worden.
Tussen 1585 en 1593 kwamen er allerlei kleine uitbreidingen tot stand. Zo werd
de Lastage, het havengebied aan de oostkant, bij de stad getrokken en werden de
eilanden Uilenburg, Marken en Rapenburg aangeplempt. Maar in 1613 was alweer een
volgende uitleg nodig. Deze uitbreiding gaf Amsterdam haar bekende
halvemaansvorm. Er werden drie hoofdgrachten gegraven. Aan de grachten woonden
de welgestelde kooplieden. Achter de grachten kwamen de volksbuurten, zoals de
Jordaan. In eerste instantie werden de grachten gegraven van de Brouwersgracht
tot de Leidsegracht. Ten noorden daarvan werden Haarlemmerdijk en de
Haarlemmerstraat aangelegd. In het IJ werden de drie westelijke eilanden
aangeplempt: Prinseneiland, Bickerseiland en Realeneiland. In 1663 trokken de
Amsterdammers de grachtengordel nog verder door, tot de Amstel. Daarna werden de
grachten aan de overkant van de Amstel voortgezet. Daar werd bovendien de
Plantage aangelegd, bedoelt als park. In het noordoosten kwamen nog drie
eilanden in het IJ, namelijk Kattenburg, Wittenburg en Oostenburg.
Omstreeks 1700 was de halve maan voltooid. Eromheen kwam een wal met een
singelgracht, waar nu Nassaukade, Stadhouderskade en Mauritskade lopen. Deze
zeventiende-eeuwse stad voldeed tot halverwege de negentiende eeuw. Toen kwam de
stad weer in beweging. Vanaf dat moment werd er flink uitgebreid. In 1872 werd
aan de zuidkant begonnen met de bouw van de Pijp. Ook aan de andere zijden van
de oude stad verschenen nieuwe wijken: De Dapperbuurt en het Oosterparkkwartier
in het oosten, Oud-West en de Staatsliedenbuurt in het westen.
In de twintigste eeuw gingen de uitbreidingen door. In 1917 nam de gemeenteraad
H.P.Berlages grote plan voor de aanleg van Zuid aan. Vier jaar later werd er een
groot aantal dorpen in het noorden, zuiden en westen van Amsterdam geannexeerd.
Het stadsgebied werd daarmee in één klap bijna vier keer zo groot. Na 1945 is
Amsterdam in het westen, noorden en zuiden aanzienlijk uitgebreid door de bouw
van de tuinsteden. Meer recent kwam er een bebouwing in Amsterdam Zuidoost, aan
de IJ-oever en op het nieuwe IJburg.
(Bron: Het A’dam boek, van Mariëlle Hageman.)
Vele leden van het geslacht Dijst hebben geleefd in en rond de Jordaan. Hier onder een plattegrond van de Jordaan rond 1832. Klik op de foto om te vegroten.