English version

Inleiding
De eerste aanwijzing van het geslacht Dijst in Nederland is te vinden in de gemeente Den Haag. Slechts op twee plaatsen in Nederland is in het archief een eerdere verwijzing te vinden: in Zeeland (Dijst) en in Amsterdam (van der Dijst). Een relatie met het gezin in Den Haag is niet te maken. De stamboom richt zich alleen op de mannelijke tak. De vrouwelijke takken zijn niet verder uitgewerkt.

In 1700 wordt de naam Dijst op diverse manieren geschreven. Het is duidelijk dat de schrijfwijze fonetisch is. De meest voorkomende schrijfwijze is Deijst. In 1777 treedt Joseph Deijst op als getuige in een notariële akte. Hoewel de notaris de familienaam in de akte schrijft als Deijst, wordt de akte door Joseph Dijst ondertekend met Dijst. Uit de manier van schrijven zou kunnen worden opgemaakt dat hij wel zijn naam kon schrijven, maar niet kon lezen. De schrijfwijze van zijn naam komt overeen met de manier van schrijven van een kind uit de eerste klas van de basisschool. In de tweede helft van 1800 wordt ook de naam in de aktes geschreven als Dijst.

Rudolphus Dijst
Aan het begin van 1700 leeft in Den Haag het gezin Rudolphus Deijst en Maria Anna Leenders. Uit het Vreemdelingenregister van de gemeente Den Haag blijkt dat Rudolphus Deijst is geboren in Saxen Eisennach. De naam Deist is overigens een veel voorkomende naam in Duitsland. Bijzonderheden over geboorte, huwelijk en overlijden zijn van beide echtelieden (nog) niet gevonden. Het echtpaar Rudolphus Deijst en Maria Anna Leenders krijgen zeven kinderen. Van vier kinderen is bekend dat zij een gezin stichten, drie zoons, Joseph, Hendricus en Rudolphus en één dochter Getrudis. Er wonen kennelijk geen andere familieleden in Den Haag. Bij de geboorten van kinderen worden broers, zus en grootouders als getuigen genoemd. Toch is er in Den Haag nog een familie gevonden die mogelijk een relatie heeft met het gezin Rudolphus Dijst: het gezin David Deist. De enige gevonden relatie is dat ook van David Deist in het Vreemdelingenregister als geboorteplaats Saxen Eisennach wordt genoemd. Een onweerlegbare relatie is (nog) niet gevonden.

Joseph en Hendricus Dijst zijn broers die kennelijk veel met elkaar optrekken. Zij trouwen met de zusters Alida en Flora van Noord. Hendricus Dijst krijgt vier kinderen. Van geen van die kinderen is bekend dat zij een gezin stichten.

Voor een impressie van de woonomgeving van Rudolphus Deijst in de 18 eeuw, klik hier.

Joseph Dijst
Joseph Dijst en Alida Joanna van Noord krijgen 9 kinderen. Één zoon, Gerardus Jacobus, later in de akten aangeduid met Gerrit, en twee dochters, Emerentia en Dina stichten een gezin.

Het leven van Joseph Dijst is, zeker voor de tijd waarin hij leefde, heel bijzonder geweest. Hij wordt schoenmaker en in 1774 treedt hij toe tot het Gilde van Schoenmakers. Het Gilde staat alleen open voor poorters van de gemeente Den Haag. Joseph kan geen geboortebewijs overleggen en legt alsnog de poorterseed af van de gemeente Den Haag. Ook bij een later huwelijk kan Joseph Dijst geen geboortebewijs overleggen. Bij zijn vierde huwelijk moeten vijf kennissen van Joseph Dijst voor de Vredesrechter getuigen dat zij hem kenden als Joseph Dijst, geboren in Den Haag op 21 september 1737. Ruim 250 jaar later is het geen enkele moeite de geboorteaantekening van Joseph Dijst in Den Haag terug te vinden.

Twee maanden na de geboorte van haar negende kind komt Alida te overlijden. Drie maanden later, in april 1783, hertrouwt Joseph met Agnita Kuijper (2e huwelijk). Beiden hebben kinderen uit een eerder huwelijk. In dit huwelijk krijgt het echtpaar Joseph Dijst en Agnita Kuijper geen kinderen. Het huwelijk met Agnita Kuijper verloopt niet succesvol. Ongeveer in 1787/1788 trekt Joseph Dijst, samen met zijn zoon Gerrit Dijst naar Amsterdam. Joseph Dijst wordt namelijk in 1801, op 65 jarige leeftijd, ontslagen als fuselier bij de Compagnie van de Stad Amsterdam. In de tijd dat Joseph Dijst in Amsterdam verblijft, krijgt hij een relatie met Alida Hillebrink. In 1789 wordt uit die relatie een dochter geboren, die bij hun huwelijk (3e huwelijk Joseph Dijst) in 1801 wordt erkend. Joseph Dijst is dan 65 jaar en Alida Hillebrink is 49 jaar. Agnita Kuijper heeft kennelijk gehoord van de relatie van haar man met Alida Hillebrink. Zij dient een echtscheidingsverzoek in en in 1790 wordt het huwelijk door de rechter in Den Haag ontbonden; reden: overspel. In 1812 overlijdt Alida Hillebrink en Joseph van beroep nog steeds schoenmaker, is weer weduwnaar.

Vijf jaar later, in 1817, trouwt de dan 79 jarige Joseph Dijst (4e huwelijk) met de 38 jarige Maria Charlotta van Soest. Kinderen zijn er niet geboren uit dit huwelijk. Waar en wanneer Maria Charlotta van Soest is overleden is (nog) niet gevonden. Als Joseph Dijst in 1824 op 86 jarige leeftijd komt te overlijden, blijkt uit de overlijdensaangifte dat hij getrouwd is met Catharine Rijnhout, een 5e huwelijk. Waar en wanneer dit huwelijk is gesloten of waar Catharine Rijnhout vandaan komt is (nog) niet bekend. Al met al heeft Joseph Dijst voor die periode een markant leven gehad. Hij is ondanks de slechte leefomstandigheden 86 jaar geworden en is vijf maal getrouwd.

Gerardus Jacobus (Gerrit) Dijst
Gerrit was in 1787/1788 met zijn vader Joseph Dijst naar Amsterdam getrokken. Gerrit is de grondlegger van het geslacht Dijst in Amsterdam. Joseph en Gerrit Dijst gaan in Amsterdam wonen in de "Nieuwbouwwijk", de Jordaan; de Bloemstraat nabij de Lijnbaansgracht. Het geslacht Dijst blijft voornamelijk in de Jordaan wonen. Nog steeds wonen afstammelingen van Gerrit Dijst in de Amsterdamse Jordaan.

Gerrit Dijst trouwt in 1798 met de gereformeerde Neeltje van Delft. Zij krijgen elf kinderen, drie dochters en acht zonen. En zo wordt de basis gelegd voor een steeds verder uitgroeiend geslacht. Gerrit Dijst overlijdt in 1826, twee jaar na zijn vader, en Neeltje van Delft overlijdt in 1832. Het jongste kind is dan 15 jaar en het oudste 31 jaar. De twee jongste kinderen worden geplaatst in het Burgerweeshuis. De kinderen doen een verzoek bij het Diaconessen Weeshuis om de kinderen daar op te nemen. Bij een dergelijke opname komt de erfenis ten gunste van het Diaconessen Weeshuis. Er wordt dan ook door het bestuur een "balans" opgemaakt van de lusten en de lasten. Uiteindelijk beslist het bestuur van het Diaconessen Weeshuis de erfenis van Gerrit Dijst en Neeltje van Delft niet over te nemen, omdat er meer schulden zijn dan de goederen zullen opleveren.

Bij het overlijden van zijn moeder gaat Frederik Dijst, 19 jaar, niet naar het weeshuis, maar gaat in militaire dienst. Op 20 juli 1837 vertrekt hij met het schip "Koning der Nederlanden"naar Oost-Indië. Op 18 november 1842 wordt Frederik wegens onvolledige blindheid voor de militaire dienst afgekeurd en krijgt hij een uitkering van fl. 54,- per jaar. Op 11 maart 1843 wordt hij teruggezonden naar Nederland en vertrekt met het schip "Maria". Onderweg, op 25 juni 1843, komt hij te overlijden.

De kleinzoon van Joseph Dijst, Josephus Dijst -een van een tweeling; zijn tweeling broer is vroeg overleden- neemt niet alleen de naam van zijn opa over, maar ook het beroep: hij wordt ook schoenmaker. Mogelijk heeft hij de eerste beginselen van zijn opa geleerd. Josephus Dijst is in 1804 geboren en zijn opa Joseph Dijst komt in 1826 te overlijden.

Gerrit Dijst had acht zonen. Vier zonen stichten een gezin en krijgen ook weer zonen. En zo groeit het geslacht Dijst uit. Pas eind 1800 en begin 1900 verlaten enkele Dijstelingen Amsterdam. De meesten blijven in en rond Amsterdam wonen. De emigratiegolf in de jaren 1950 gaat ook bij de Dijstelingen niet geruisloos voorbij. Enkelen emigreren naar Canada waar zij het geslacht voortzetten (Dyst).

Naschrift.
Met zekerheid is vast te stellen dat iedereen met de naam Dijst thuis hoort in de stamboom. Van de huidige generatie komt de ouder, grootouder of overgrootouder in de stamboom voor. De toenemende privacybescherming maakt het niet eenvoudige om recente (vanaf plm 1910) informatie te verzamelen. Elke informatie wordt dan ook dankbaar aanvaard. Je kunt daarvoor in het menu de “email” optie gebruiken. Wat ook zeker is, dat het geslacht Dijst uit Saxen Eisennach afkomstig is. Dat houdt ook in dat de naam in oorsprong Deist zou moeten zijn. Door de fonetische schrijfwijze in Nederland is dit veranderd in Deijst. Het blijft toch merkwaardig dat Joseph Dijst in 1777 zijn naam schreef als de huidige schrijf wijze: Dijst. De schrijfwijze is vanaf dat moment door de nakomelingen op aktes altijd geschreven als Dijst, ook al schreef de ambtenarij in de akten zelf de naam als Deijst.